Vertaling van to afford
Inhoud:
Engels
Nederlands
to afford {ww.}
zich veroorloven
to afford {ww.}
de vrijheid nemen
to abide, to bear, to carry out, to endure, to put up with, to suffer, to stand, to carry away, to afford {ww.}
I afford
you afford
we afford
ik houd uit
jij houdt uit
wij houden uit
» meer vervoegingen van uithouden
I cannot stand this anymore.
Ik kan het niet meer uithouden.
Your research will surely bear fruit.
Je onderzoek zal zeker vruchten dragen.
to give, to accord, to administer, to grant, to impart, to provide, to confer, to allow, to yield, to spare, to afford {ww.}
I afford
you afford
we afford
ik geef
jij geeft
wij geven
» meer vervoegingen van geven
"We don't give discounts," the woman said sternly. "Regardless how small. Now, please take off the suit if you can't afford it."
"We geven geen kortingen," zei de vrouw streng, "ongeacht hoe klein. En wilt u nu alstublieft het pak uittrekken als u het zich niet kunt veroorloven?"
Cows give milk.
Koeien geven melk.