Vertaling van klant
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
klant , koper , afnemer {zn.}
klant
koper
afnemer {zn.}
koper
afnemer {zn.}
Klant is koning.
Klant is koning.
Ik ben maar een klant.
Ik ben maar een klant.
klant , cliënt , afnemer {zn.}
klant
cliënt
afnemer {zn.}
cliënt
afnemer {zn.}
klant, opdrachtgever, afnemer, cliënt, principaal {zn.}
klant
opdrachtgever
afnemer
cliënt
principaal {zn.}
opdrachtgever
afnemer
cliënt
principaal {zn.}
In Nederland is het de gewoonte dat, wanneer bij de bouw van een huis het hoogste punt bereikt is en de dakpannen gelegd kunnen worden, de opdrachtgever de bouwvakkers…
In Nederland is het de gewoonte dat, wanneer bij de bouw van een huis het hoogste punt bereikt is en de dakpannen gelegd kunnen worden, de opdrachtgever de bouwvakkers…
klant , cliënt {zn.}
klant
cliënt {zn.}
cliënt {zn.}
man , jongen , meneer , heer , baas , vent , kerel , gast , klant, pik , pief , knaap, gabber , broger, basserool, mannetje , heerschap , manspersoon {zn.}
man
jongen
meneer
heer
baas
vent
kerel
gast
klant
pik
pief
knaap
gabber
broger
basserool
mannetje
heerschap
manspersoon {zn.}
jongen
meneer
heer
baas
vent
kerel
gast
klant
pik
pief
knaap
gabber
broger
basserool
mannetje
heerschap
manspersoon {zn.}
Meneer Ito is een hoogopgeleide man.
Meneer Ito is een hoogopgeleide man.
De man die we vanochtend zagen was meneer Green.
De man die we vanochtend zagen was meneer Green.
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
Klant is koning.
Klant is koning.
Ik ben maar een klant.
Ik ben maar een klant.