Vertaling van non-stop
inschuiven {ww.}
ik schuif in
jij schuift in
hij/zij/het schuift in
ik stop in
jij stopt in
hij/zij/het stopt in
» meer vervoegingen van instoppen
ik stop in
jij stopt in
hij/zij/het stopt in
ik stop in
jij stopt in
hij/zij/het stopt in
» meer vervoegingen van instoppen
stellen
stoppen
zetten
plaatsen
leggen
steken {ww.}
ik doe
jij doet
hij/zij/het doet
ik doe
jij doet
hij/zij/het doet
» meer vervoegingen van doen
stilhouden
blijven staan
stilstaan
halt houden
afslaan {ww.}
ik sla af
jij slaat af
hij/zij/het slaat af
ik stop
jij stopt
hij/zij/het stopt
» meer vervoegingen van stoppen
flikken
verstellen
oplappen
lappen
boeten {ww.}
ik boet
jij boet
hij/zij/het boet
ik stop
jij stopt
hij/zij/het stopt
» meer vervoegingen van stoppen
volschenken
volmaken
spekken
invullen
vullen
dempen {ww.}
ik demp
jij dempt
hij/zij/het dempt
ik stop
jij stopt
hij/zij/het stopt
» meer vervoegingen van stoppen
volproppen
opvullen
proppen
opstoppen {ww.}
ik stop op
jij stopt op
hij/zij/het stopt op
ik stop vol
jij stopt vol
hij/zij/het stopt vol
» meer vervoegingen van volstoppen
ophouden
wijken
uitscheiden
aflaten {ww.}
ik laat af
jij laat af
hij/zij/het laat af
ik stop
jij stopt
hij/zij/het stopt
» meer vervoegingen van stoppen
ik stop
jij stopt
hij/zij/het stopt
ik stop
jij stopt
hij/zij/het stopt
» meer vervoegingen van stoppen
dichtmaken
stoppen
toestoppen
verstoppen
volstoppen {ww.}
ik dicht
jij dicht
hij/zij/het dicht
ik dicht
jij dicht
hij/zij/het dicht
» meer vervoegingen van dichten
stoppen
verstoppen {ww.}
ik stop
jij stopt
hij/zij/het stopt
ik stop
jij stopt
hij/zij/het stopt
» meer vervoegingen van stoppen
buiten werking stellen
stilzetten
stopzetten {ww.}
ik zet af
ik zette af
jij zet af
ik zet af
ik zette af
jij zet af
» meer vervoegingen van afzetten
keren
stilleggen
stilzetten
stoppen
stuiten {ww.}
ik houd aan
jij houdt aan
hij/zij/het houdt aan
ik houd aan
jij houdt aan
hij/zij/het houdt aan
» meer vervoegingen van aanhouden
obstructie voeren
opstoppen
verstoppen {ww.}
ik belemmer
jij belemmert
hij/zij/het belemmert
ik belemmer
jij belemmert
hij/zij/het belemmert
» meer vervoegingen van belemmeren
opbreken
opheffen
staken
stelpen
stoppen
stopzetten {ww.}
ik breek af
jij breekt af
hij/zij/het breekt af
ik breek af
jij breekt af
hij/zij/het breekt af
» meer vervoegingen van afbreken
continu
continueel
doorlopend
non-stop
ononderbroken
onverpoosd {bn.}