Vertaling van rekken

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
Rekken {eigenn.}
Rekken {eigenn.}
rekken, uitrekken {ww.}
rekken
uitrekken {ww.}

ik rek
jij rekt
hij/zij/het rekt

ik rek
jij rekt
hij/zij/het rekt
» meer vervoegingen van rekken

rekken, uitstrekken, uitrekken, oprekken {ww.}
rekken
uitstrekken
uitrekken
oprekken {ww.}

ik rek op
jij rekt op
hij/zij/het rekt op

ik rek
jij rekt
hij/zij/het rekt
» meer vervoegingen van rekken

ophouden, uitstrekken, uitsteken, uitbreiden, strekken, rekken {ww.}
ophouden
uitstrekken
uitsteken
uitbreiden
strekken
rekken {ww.}

ik houd op
jij houdt op
hij/zij/het houdt op

ik houd op
jij houdt op
hij/zij/het houdt op
» meer vervoegingen van ophouden

Het regende zonder ophouden.
Het regende zonder ophouden.
Laat ons ophouden.
Laat ons ophouden.
rekken {ww.}
rekken {ww.}

ik rek
jij rekt
hij/zij/het rekt

ik rek
jij rekt
hij/zij/het rekt
» meer vervoegingen van rekken

uitleggen, uittrekken, verlengen, uitrekken, rekken, doortrekken {ww.}
uitleggen
uittrekken
verlengen
uitrekken
rekken
doortrekken {ww.}

ik doortrek
jij doortrekt
hij/zij/het doortrekt

ik leg uit
jij legt uit
hij/zij/het legt uit
» meer vervoegingen van uitleggen

Tom moet dingen uitleggen.
Tom moet dingen uitleggen.
Ik zal het aan hem uitleggen.
Ik zal het aan hem uitleggen.
etagère [v], rek (mv. rekken) {zn.}
etagère [v]
rek (mv. rekken) {zn.}
bank [v], bok [m], ezel [m], stellage [v], rek (mv. rekken), schraag, stander, werkbank {zn.}
bank [v]
bok [m]
ezel [m]
stellage [v]
rek (mv. rekken)
schraag
stander
werkbank {zn.}
bagagenet [o], net, rek (mv. rekken) {zn.}
bagagenet [o]
net
rek (mv. rekken) {zn.}
rek (mv. rekken), rekstok {zn.}
rek (mv. rekken)
rekstok {zn.}
elasticiteit [v], rekbaarheid [v], rek (mv. rekken), veerkracht {zn.}
elasticiteit [v]
rekbaarheid [v]
rek (mv. rekken)
veerkracht {zn.}
rek (mv. rekken), klimrek {zn.}
rek (mv. rekken)
klimrek {zn.}
uitrekken, rekken {ww.}
uitrekken
rekken {ww.}

ik rek
jij rekt
hij/zij/het rekt

ik rek uit
jij rekt uit
hij/zij/het rekt uit
» meer vervoegingen van uitrekken

rek [o] (het ~) {zn.}
rek [o] (het ~) {zn.}
rek [o] (het ~) {zn.}
rek [o] (het ~) {zn.}
veerkracht [m] (de ~), elasticiteit [m] (de ~), rek (mv. rekken) [m] (de ~) {zn.}
veerkracht [m] (de ~)
elasticiteit [m] (de ~)
rek (mv. rekken) [m] (de ~) {zn.}