Vertaling van stammen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
stam (mv. stammen) [m], romp [m] {zn.}
stam (mv. stammen) [m]
romp [m] {zn.}
Europeanen probeerden de stam beschaving bij te brengen.
Europeanen probeerden de stam beschaving bij te brengen.
stam (mv. stammen) [m], volksstam {zn.}
stam (mv. stammen) [m]
volksstam {zn.}
stam (mv. stammen) {zn.}
stam (mv. stammen) {zn.}
stam (mv. stammen) [m], wortel [m], radix {zn.}
stam (mv. stammen) [m]
wortel [m]
radix {zn.}
geslacht [o], stam (mv. stammen) [m], volksstam {zn.}
geslacht [o]
stam (mv. stammen) [m]
volksstam {zn.}
komen, stammen, voortspruiten, ontspruiten, voortkomen {ww.}
komen
stammen
voortspruiten
ontspruiten
voortkomen {ww.}

ik kom
jij komt
hij/zij/het komt

ik kom
jij komt
hij/zij/het komt
» meer vervoegingen van komen

Alle mensen op aarde stammen af van een gemeenschappelijke voorouder.
Alle mensen op aarde stammen af van een gemeenschappelijke voorouder.
Soms komen dromen uit.
Soms komen dromen uit.
stam [m] (de ~) {zn.}
stam [m] (de ~) {zn.}
huis [o] (het ~), familie [v] (de ~), geslacht [o] (het ~), stam [m] (de ~), maagschap {zn.}
huis [o] (het ~)
familie [v] (de ~)
geslacht [o] (het ~)
stam [m] (de ~)
maagschap {zn.}
Dit is hun huis.
Dit is hun huis.
Dit is haar huis.
Dit is haar huis.
stam [m] (de ~), boomstam [m] (de ~) {zn.}
stam [m] (de ~)
boomstam [m] (de ~) {zn.}
stam [m] (de ~), clan, volksstam [m] (de ~) {zn.}
stam [m] (de ~)
clan
volksstam [m] (de ~) {zn.}
stam (mv. stammen), fylum {zn.}
stam (mv. stammen)
fylum {zn.}


Gerelateerd aan stammen

stam - romp - volksstam - wortel - radix - geslacht - komen - voortspruiten - ontspruiten - voortkomen - huis - familie - maagschap - boomstam - clanontstaan - vorm - groep - deel - gemeenschap - sectie - tak