Betekenis van:
steen

steen (de/het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • steenachtige delfstof die deel uitmaakt van de aardkorst
"zo hard als steen"
"steen en been klagen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

steen (de ~ | meervoud stenen)
Zelfstandig naamwoord
  • stuk harde, niet smeed- of brandbare delfstof in zijn natuurlijke vorm
"geen steen op de andere laten"
"de onderste steen moet boven komen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

steen
Zelfstandig naamwoord
  • een harde stof, vaak op kiezel gebaseerd maar omvattende vele soorten
"Huizen worden vaak van steen gemaakt, omdat het zo goed bestand is tegen weersinvloeden."
steen
Zelfstandig naamwoord
  • een klein fragment van deze stof
"Er ligt een kleine steen op het garagepad."
steen
Zelfstandig naamwoord
  • stuk steen als bouwmateriaal

Hyperoniemen

Hyponiemen

steen
Zelfstandig naamwoord
  • steenachtig concrement in de nieren, de blaas of galblaas

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

steen
Zelfstandig naamwoord
  • platte vierkante vloersteen; vierkante steen voor op de vloer

Synoniemen

Hyperoniemen

steen (de ~ | meervoud stenen)
Zelfstandig naamwoord
  • speelstuk in een spel

Hyperoniemen

Hyponiemen

steen
Zelfstandig naamwoord
  • vogelziekte veroorzaakt door het organisme ''Trichomonas gallinae''
steen (het ~ | meervoud stenen)
Zelfstandig naamwoord
  • burcht; kasteel; burcht; burcht gebouwd van steen

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Een steen drijft niet.
  2. Ik kan deze steen niet oppakken.
  3. Dat kind wierp een steen naar de hond.
  4. Verplaats alsjeblieft deze steen van hier naar daar.
  5. De jongen gooide een steen naar de kikker.
  6. Het lijkt hier wel een huishouden van Jan Steen.
  7. We bestuderen een soort giftige kikker met veel gelijkenis tot een steen.
  8. Toen ze wakker werden zagen ze een steen naast zich liggen.
  9. Een ezel stoot zich in 't gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen.
  10. Wat op de steen staat kan daar niet zonder reden zijn geschreven.
  11. Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen
  12. De druppel holt de steen uit, niet met geweld, maar door keer op keer te vallen
  13. Ik laat een marmeren stad achter, die ik in steen heb gekregen
  14. Steen
  15. Beton-, steen- en gipsafval