Vertaling van allow

Inhoud:

Engels
Nederlands
to allow, to leave, to let, to release {ww.}
laten
toelaten
loslaten
laten schieten
laten begaan

I allow
you allow
we allow

ik laat
jij laat
wij laten
» meer vervoegingen van laten

Let's leave.
Laten we weggaan.
Let's leave her alone.
Laten we haar alleen laten.
to allow, to permit, to accord, to admit, to let {ww.}
veroorloven
vergunnen
toelaten
toestaan 
gedogen

I allow
you allow
we allow

ik veroorloof
jij veroorlooft
wij veroorloven
» meer vervoegingen van veroorloven

to admit, to allow, to permit, to accept {ww.}
toelaten
binnenlaten

I allow
you allow
we allow

ik laat toe
jij laat toe
wij laten toe
» meer vervoegingen van toelaten

to concede, to allow {ww.}
in concessie geven
to discount, to rebate, to reduce, to allow {ww.}
korting geven
aftrekken 
korten
afslaan

I allow
you allow
we allow

ik trek af
jij trekt af
wij trekken af
» meer vervoegingen van aftrekken

to give, to accord, to administer, to grant, to impart, to provide, to confer, to allow, to yield, to spare, to afford {ww.}
geven 
verlenen
toekennen
toebrengen
opbrengen
aangeven 

I allow
you allow
we allow

ik geef
jij geeft
wij geven
» meer vervoegingen van geven

"We don't give discounts," the woman said sternly. "Regardless how small. Now, please take off the suit if you can't afford it."
"We geven geen kortingen," zei de vrouw streng, "ongeacht hoe klein. En wilt u nu alstublieft het pak uittrekken als u het zich niet kunt veroorloven?"
Cows give milk.
Koeien geven melk.
to enable, to let, to permit, to allow {ww.}
mogelijk maken
in staat stellen

Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Will you allow me to play the piano?

Sta je me toe om piano te spelen?

His pride didn't allow him to ask for help.

Zijn trots weerhield hem ervan om hulp te vragen.

If you allow me to speak, I'll be able to explain everything.

Als je me laat spreken, dan kan ik alles uitleggen.


Gerelateerd aan allow

leave - let - release - permit - accord - admit - accept - concede - discount - rebate - reduce - give - administer - grant - impart