Vertaling van checked

Inhoud:

Engels
Nederlands
checked, checkered, chequered {bn.}
geblokt
checked, checkered, chequered {bn.}
ruiten
checked, checkered, chequered {bn.}
geruit
checked, checkered, chequered {bn.}
geruit
to bridle, to check, to restrain, to control, to curb, to inhibit {ww.}
in toom houden
intomen
beteugelen 
betomen
bedwingen 

I checked
you checked
he/she/it checked

ik toomde in
jij toomde in
hij/zij/het toomde in
» meer vervoegingen van intomen

to audit, to check, to supervise, to verify, to collate, to moderate, to oversee, to review, to examine {ww.}
controleren
toezien
surveilleren
nakijken
checken
aflezen

I checked
you checked
he/she/it checked

ik controleerde
jij controleerde
hij/zij/het controleerde
» meer vervoegingen van controleren

I just wanted to check my email.
Ik wilde net mijn e-mail gaan controleren.
You should check the engine coolant level regularly.
Je moet het niveau van de koelvloeistof in de motor regelmatig controleren.
to mark, to check {ww.}
tekenen 
merken 

I checked
you checked
he/she/it checked

ik tekende
jij tekende
hij/zij/het tekende
» meer vervoegingen van tekenen

to check, to contain, to control, to curb, to hold, to hold in, to moderate {ww.}
afremmen
remmen

I checked
you checked
he/she/it checked

ik remde af
jij remde af
hij/zij/het remde af
» meer vervoegingen van afremmen

to check, to check off, to mark, to mark off, to tick, to tick off {ww.}
afchecken

I checked
you checked
he/she/it checked

ik checkte af
jij checkte af
hij/zij/het checkte af
» meer vervoegingen van afchecken

to break, to check, to crack {ww.}
nameten

I checked
you checked
he/she/it checked

ik mat na
jij mat na
hij/zij/het mat na
» meer vervoegingen van nameten

to check, to check into, to check out, to check over, to check up on, to go over, to look into, to suss out {ww.}
nalezen
nazien

I checked
you checked
he/she/it checked

ik las na
jij las na
hij/zij/het las na
» meer vervoegingen van nalezen

to ascertain, to assure, to check, to control, to ensure, to insure, to see, to see to it {ww.}
corrigeren

I checked
you checked
he/she/it checked

ik corrigeerde
jij corrigeerde
hij/zij/het corrigeerde
» meer vervoegingen van corrigeren

to check, to check off, to mark, to mark off, to tick, to tick off {ww.}
afvinken
vinken

I checked
you checked
he/she/it checked

ik vinkte af
jij vinkte af
hij/zij/het vinkte af
» meer vervoegingen van afvinken

to break, to check, to crack {ww.}
bersten
kloven
barsten

I checked
you checked
he/she/it checked

ik borst
jij borst
hij/zij/het borst
» meer vervoegingen van bersten

to ascertain, to assure, to check, to control, to ensure, to insure, to see, to see to it {ww.}
vergewissen
overtuigen
verzekeren

I checked
you checked
he/she/it checked

ik vergewiste
jij vergewiste
hij/zij/het vergewiste
» meer vervoegingen van vergewissen

to ascertain, to assure, to check, to control, to ensure, to insure, to see, to see to it {ww.}
natellen
hertellen
overtellen

I checked
you checked
he/she/it checked

ik telde na
jij telde na
hij/zij/het telde na
» meer vervoegingen van natellen

to break, to check, to crack {ww.}
kraken

I checked
you checked
he/she/it checked

ik kraakte
jij kraakte
hij/zij/het kraakte
» meer vervoegingen van kraken

to arrest, to check, to contain, to hold back, to stop, to turn back {ww.}
keren

I checked
you checked
he/she/it checked

ik keerde
jij keerde
hij/zij/het keerde
» meer vervoegingen van keren

to check, to check into, to check out, to check over, to check up on, to go over, to look into, to suss out {ww.}
nakijken

I checked
you checked
he/she/it checked

ik keek na
jij keek na
hij/zij/het keek na
» meer vervoegingen van nakijken

to check, to contain, to control, to curb, to hold, to hold in, to moderate {ww.}
matigen
modereren

I checked
you checked
he/she/it checked

ik matigde
jij matigde
hij/zij/het matigde
» meer vervoegingen van matigen

to check, to check into, to check out, to check over, to check up on, to go over, to look into, to suss out {ww.}
nazitten
zoeken
achternazitten

I checked
you checked
he/she/it checked

ik zat na
jij zat na
hij/zij/het zat na
» meer vervoegingen van nazitten

to ascertain, to check, to determine, to find out, to learn, to see, to watch {ww.}
achterhalen

I checked
you checked
he/she/it checked

ik achterhaalde
jij achterhaalde
hij/zij/het achterhaalde
» meer vervoegingen van achterhalen

to check, to condition, to discipline, to train {ww.}
disciplineren

I checked
you checked
he/she/it checked

ik disciplineerde
jij disciplineerde
hij/zij/het disciplineerde
» meer vervoegingen van disciplineren

to check, to check into, to check out, to check over, to check up on, to go over, to look into, to suss out {ww.}
controleren
nazien
nakijken
nalopen
nagaan
natrekken
checken

I checked
you checked
he/she/it checked

ik controleerde
jij controleerde
hij/zij/het controleerde
» meer vervoegingen van controleren

to break, to check, to crack {ww.}
splijten

I checked
you checked
he/she/it checked

ik spleet
jij spleet
hij/zij/het spleet
» meer vervoegingen van splijten

to agree, to check, to correspond, to fit, to gibe, to jibe, to match, to tally {ww.}
accorderen
concorderen
sporen
stroken
sluiten
corresponderen
overeenstemmen
rijmen
overeenkomen
congrueren

I checked
you checked
he/she/it checked

ik accordeerde
jij accordeerde
hij/zij/het accordeerde
» meer vervoegingen van accorderen



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

You should get your eyes checked.

Je moet je ogen laten controleren.

Tom checked to make sure the gas was turned off.

Tom controleerde of het gas uitgezet was.


Gerelateerd aan checked

checkered - chequered - bridle - check - restrain - control - curb - inhibit - audit - supervise - verify - collate - moderate - oversee - reviewmollify - check - consult - emend - mark - break - count - keep - bring down - discover - develop - analyse - assist - bust - be