Vertaling van ils sont
ils/elles sont apparu(e)s
zij zijn verschenen
» meer vervoegingen van verschijnen
een gesprek voeren
ils/elles sont intervenu(e)s
zij hebben geconverseerd
» meer vervoegingen van converseren
ils/elles sont parvenu(e)s
zij hebben bereikt
» meer vervoegingen van bereiken
ils/elles ont descendu; sont descendu(e)s
zij zijn uitgestapt
» meer vervoegingen van uitstappen
ils/elles sont arrivé(e)s
zij zijn aanbeland
» meer vervoegingen van aanbelanden
in de trein stappen
ils/elles sont monté(e)s
zij zijn ingestapt
» meer vervoegingen van instappen
ils/elles sont entré(e)s
zij zijn binnengekomen
» meer vervoegingen van binnenkomen
ils/elles sont
zij zijn
» meer vervoegingen van zijn
ils/elles ont passé; sont passé(e)s
zij hebben gegeven
» meer vervoegingen van geven
elkaar dekken
ils/elles ont convenu; sont convenu(e)s
ils/elles ont convenu; sont convenu(e)s
zij hebben afgesproken
» meer vervoegingen van afspreken
interveniëren
tussenbeide komen
ils/elles sont intervenu(e)s
zij hebben ingegrepen
» meer vervoegingen van ingrijpen
ils/elles sont arrivé(e)s
zij zijn aangekomen
» meer vervoegingen van aankomen
ils/elles sont allé(e)s
zij zijn gegaan
» meer vervoegingen van gaan
ils/elles sont décédé(e)s
zij hebben afgetrokken
» meer vervoegingen van aftrekken
uitlopen
uitvaren
vertrekken
wegrijden
ils/elles sont parti(e)s
zij hebben afgereden
» meer vervoegingen van afrijden
doordringen
doorstoten
ils/elles sont entré(e)s
zij zijn binnengedrongen
» meer vervoegingen van binnendringen
passeren
voorbijrijden
voorbijvaren
ils/elles ont passé; sont passé(e)s
zij hebben ingehaald
» meer vervoegingen van inhalen
ils/elles ont descendu; sont descendu(e)s
zij zijn afgedaald
» meer vervoegingen van afdalen
passeren
voorbijgaan
voorbijlopen
ils/elles ont passé; sont passé(e)s
zij zijn langsgegaan
» meer vervoegingen van langsgaan
ils/elles sont arrivé(e)s
zij zijn doorgekomen
» meer vervoegingen van doorkomen
ils/elles sont intervenu(e)s
ils/elles sont monté(e)s
zij hebben geklommen
» meer vervoegingen van klimmen
ils/elles sont parti(e)s
zij zijn opgestapt
» meer vervoegingen van opstappen
geschikt zijn
ils/elles ont convenu; sont convenu(e)s
zij hebben gedeugd
» meer vervoegingen van deugen
ils/elles sont provenu(e)s
zij zijn voortgekomen
» meer vervoegingen van voortkomen
ils/elles sont parti(e)s
zij zijn afgegaan
» meer vervoegingen van afgaan
afvuren
ils/elles sont parti(e)s
zij hebben losgebrand
» meer vervoegingen van losbranden
ils/elles ont descendu; sont descendu(e)s
zij hebben uitgetreden
» meer vervoegingen van uittreden
instappen
ils/elles sont monté(e)s
zij zijn ingestapt
» meer vervoegingen van instappen
ils/elles ont descendu; sont descendu(e)s
zij zijn uitgestapt
» meer vervoegingen van uitstappen
ils/elles sont entré(e)s
zij zijn binnengegaan
» meer vervoegingen van binnengaan
het maken
ils/elles sont allé(e)s
ils/elles sont devenu(e)s
zij hebben geraakt
» meer vervoegingen van raken
ils/elles ont convenu; sont convenu(e)s
zij hebben gepast
» meer vervoegingen van passen
ils/elles sont parvenu(e)s
zij hebben gehaald
» meer vervoegingen van halen
gebeuren
geschieden
voorkomen
voorvallen
vóórkomen
ils/elles sont arrivé(e)s
zij zijn gebeurd
» meer vervoegingen van gebeuren
ils/elles ont passé; sont passé(e)s
zij hebben aangegeven
» meer vervoegingen van aangeven
ils/elles sont décédé(e)s
zij zijn doodgegaan
» meer vervoegingen van doodgaan
ils/elles sont monté(e)s
zij hebben gemonteerd
» meer vervoegingen van monteren
ontluiken
spruiten
ils/elles sont né(e)s
zij hebben ontloken
» meer vervoegingen van ontluiken
ils/elles ont passé; sont passé(e)s
zij zijn omgekomen
» meer vervoegingen van omkomen
vertrekken
ils/elles sont parti(e)s
zij hebben gestart
» meer vervoegingen van starten
ils/elles sont allé(e)s
zij zijn gegaan
» meer vervoegingen van gaan
oversteken
te boven gaan
ils/elles ont passé; sont passé(e)s
zij zijn overgegaan
» meer vervoegingen van overgaan
overlopen
oversteken
ils/elles ont passé; sont passé(e)s
zij zijn overgegaan
» meer vervoegingen van overgaan
ils/elles sont monté(e)s
zij hebben beklommen
» meer vervoegingen van beklimmen
Voorbeelden in zinsverband
Ils sont apparentés.
Ze zijn aan elkaar verwant.
J'ignore où ils sont.
Ik weet niet waar ze zijn.
Ils sont avec moi.
Ze horen bij mij.
Ils sont restés amis.
Ze bleven vrienden.
Ils sont chanteurs.
Zij zijn zangeressen.
Savez-vous qui ils sont ?
Weet jij wie zij zijn?
Ils sont fiers de leur fille.
Ze zijn fier over hun dochter.
Ils sont partis pour New York.
Ze gaan vertrekken naar New York.
Ils sont allés à Chicago en voiture.
Ze zijn met de auto naar Chicago gegaan.
Ils sont aussi forts que nous.
Ze zijn even sterk als wij.
Ils sont en train d'aller où ?
Waar gaan ze nu naar toe?
Si je me rappelle bien, ils sont cousins.
Ze zijn neven, als ik het me goed herinner.
Ils sont fascinés par le sang et la violence.
Ze zijn gefascineerd door bloed en geweld.
Les tickets ne sont valables que deux jours, en comptant le jour où ils sont achetés.
Tickets zijn geldig voor twee dagen, inclusief de dag waarop ze zijn aangekocht.
Ils sont trop occupés à se battre entre eux pour s'occuper d'idéaux communs.
Ze zijn er te druk mee elkaar te bevechten om zich om gemeenschappelijke idealen te bekommeren.