Vertaling van ils sont

Inhoud:

Frans
Nederlands
apparaître, paraître, surgir {ww.}
verschijnen
uitkomen 
opdraven
te voorschijn komen
opdagen

ils/elles sont apparu(e)s

zij zijn verschenen
» meer vervoegingen van verschijnen

Il y a des gens dans le monde si affamés que Dieu ne peut pas leur apparaître, sauf sous forme de pain.
Er zijn mensen in de wereld die zo'n honger hebben, dat God alleen in de vorm van brood aan hen kan verschijnen.
intervenir {ww.}
converseren
een gesprek voeren

ils/elles sont intervenu(e)s

zij hebben geconverseerd
» meer vervoegingen van converseren

atteindre, parvenir, remporter, aboutir {ww.}
bereiken 
behalen 
inhalen
reiken tot

ils/elles sont parvenu(e)s

zij hebben bereikt
» meer vervoegingen van bereiken

descendre {ww.}
uitstappen

ils/elles ont descendu; sont descendu(e)s

zij zijn uitgestapt
» meer vervoegingen van uitstappen

arriver {ww.}
aanbelanden 
aanlanden
terechtkomen

ils/elles sont arrivé(e)s

zij zijn aanbeland
» meer vervoegingen van aanbelanden

monter {ww.}
instappen
in de trein stappen

ils/elles sont monté(e)s

zij zijn ingestapt
» meer vervoegingen van instappen

entrer, entrer dans {ww.}
binnenkomen 
inkomen 

ils/elles sont entré(e)s

zij zijn binnengekomen
» meer vervoegingen van binnenkomen

être {ww.}
wezen
zijn 

ils/elles sont

zij zijn
» meer vervoegingen van zijn

donner, passer, abouler, bailler {ww.}
geven 
aangeven 
opbrengen
toebrengen
toekennen
verlenen

ils/elles ont passé; sont passé(e)s

zij hebben gegeven
» meer vervoegingen van geven

concorder, convenir, correspondre, coïncider {ww.}
congruent zijn
elkaar dekken

ils/elles ont convenu; sont convenu(e)s

convenir {ww.}
afspreken 
een schikking treffen
het eens zijn
overeenkomen 

ils/elles ont convenu; sont convenu(e)s

zij hebben afgesproken
» meer vervoegingen van afspreken

intervenir {ww.}
ingrijpen
interveniëren
tussenbeide komen

ils/elles sont intervenu(e)s

zij hebben ingegrepen
» meer vervoegingen van ingrijpen

arriver {ww.}
aankomen 
arriveren 

ils/elles sont arrivé(e)s

zij zijn aangekomen
» meer vervoegingen van aankomen

aller, se déplacer {ww.}
gaan 
lopen 
van stapel lopen
verlopen
zich begeven

ils/elles sont allé(e)s

zij zijn gegaan
» meer vervoegingen van gaan

décéder {ww.}
aftrekken 
sterven
vergaan
verscheiden

ils/elles sont décédé(e)s

zij hebben afgetrokken
» meer vervoegingen van aftrekken

partir {ww.}
afrijden
uitlopen
uitvaren
vertrekken
wegrijden

ils/elles sont parti(e)s

zij hebben afgereden
» meer vervoegingen van afrijden

entrer, pénétrer {ww.}
binnendringen
doordringen
doorstoten

ils/elles sont entré(e)s

zij zijn binnengedrongen
» meer vervoegingen van binnendringen

doubler, dépasser, passer {ww.}
inhalen
passeren
voorbijrijden
voorbijvaren

ils/elles ont passé; sont passé(e)s

zij hebben ingehaald
» meer vervoegingen van inhalen

descendre, s'abaisser {ww.}
afdalen 
naar beneden gaan 
zinken 

ils/elles ont descendu; sont descendu(e)s

zij zijn afgedaald
» meer vervoegingen van afdalen

dépasser, passer {ww.}
langsgaan
passeren
voorbijgaan
voorbijlopen

ils/elles ont passé; sont passé(e)s

zij zijn langsgegaan
» meer vervoegingen van langsgaan

arriver, parvenir, réussir, abouter {ww.}
doorkomen
klaarspelen
slagen 
slagen voor

ils/elles sont arrivé(e)s

zij zijn doorgekomen
» meer vervoegingen van doorkomen

intervenir {ww.}
zich mengen

ils/elles sont intervenu(e)s

monter, gravir {ww.}
klimmen
naar boven gaan
rijzen
stijgen
bestijgen 

ils/elles sont monté(e)s

zij hebben geklommen
» meer vervoegingen van klimmen

partir {ww.}
opstappen
op weg gaan
tijgen
weggaan 

ils/elles sont parti(e)s

zij zijn opgestapt
» meer vervoegingen van opstappen

convenir, être bon à {ww.}
deugen
geschikt zijn

ils/elles ont convenu; sont convenu(e)s

zij hebben gedeugd
» meer vervoegingen van deugen

provenir {ww.}
voortkomen
het gevolg zijn van
ontspruiten
afstammen 

ils/elles sont provenu(e)s

zij zijn voortgekomen
» meer vervoegingen van voortkomen

partir, s'en aller {ww.}
afgaan 
vertrekken
weggaan 
zich verwijderen

ils/elles sont parti(e)s

zij zijn afgegaan
» meer vervoegingen van afgaan

partir {ww.}
losbranden
afvuren

ils/elles sont parti(e)s

zij hebben losgebrand
» meer vervoegingen van losbranden

partir, se mettre à fonctionner {ww.}
aan de gang brengen
descendre, donner, aboutir, sorter {ww.}
uittreden
uitstijgen
uitstappen
uitlopen
uitkomen 
uitgaan 

ils/elles ont descendu; sont descendu(e)s

zij hebben uitgetreden
» meer vervoegingen van uittreden

monter {ww.}
in een auto stappen
instappen

ils/elles sont monté(e)s

zij zijn ingestapt
» meer vervoegingen van instappen

descendre {ww.}
uitstappen

ils/elles ont descendu; sont descendu(e)s

zij zijn uitgestapt
» meer vervoegingen van uitstappen

entrer, entrer en gare {ww.}
op het station aankomen
entrer, entrer dans, entrer en {ww.}
binnengaan 
binnenlopen
ingaan

ils/elles sont entré(e)s

zij zijn binnengegaan
» meer vervoegingen van binnengaan

aller, se porter {ww.}
gesteld zijn
het maken

ils/elles sont allé(e)s

devenir {ww.}
raken 
worden 

ils/elles sont devenu(e)s

zij hebben geraakt
» meer vervoegingen van raken

convenir {ww.}
gelegen komen
passen
schikken 
uitkomen 
voegen
betamen

ils/elles ont convenu; sont convenu(e)s

zij hebben gepast
» meer vervoegingen van passen

atteindre, frapper, parvenir, saisir {ww.}
halen
inslaan
raken 
teisteren
treffen 

ils/elles sont parvenu(e)s

zij hebben gehaald
» meer vervoegingen van halen

arriver, avoir lieu, intervenir {ww.}
aan de hand zijn
gebeuren
geschieden
voorkomen
voorvallen
vóórkomen

ils/elles sont arrivé(e)s

zij zijn gebeurd
» meer vervoegingen van gebeuren

donner, passer {ww.}
aangeven 
aanreiken 
doorbrengen
verdrijven

ils/elles ont passé; sont passé(e)s

zij hebben aangegeven
» meer vervoegingen van aangeven

décéder, mourir {ww.}
doodgaan
overlijden 
sterven
verscheiden
versmachten

ils/elles sont décédé(e)s

zij zijn doodgegaan
» meer vervoegingen van doodgaan

monter {ww.}
monteren 
zetten 

ils/elles sont monté(e)s

zij hebben gemonteerd
» meer vervoegingen van monteren

naître {ww.}
geboren worden
ontluiken
spruiten

ils/elles sont né(e)s

zij hebben ontloken
» meer vervoegingen van ontluiken

passer {ww.}
omkomen 
overdrijven
overgaan
vergaan
verlopen
verstrijken

ils/elles ont passé; sont passé(e)s

zij zijn omgekomen
» meer vervoegingen van omkomen

démarrer, partir {ww.}
starten
vertrekken

ils/elles sont parti(e)s

zij hebben gestart
» meer vervoegingen van starten

aller, aller en véhicule, se déplacer {ww.}
gaan 
karren
rijden
varen 

ils/elles sont allé(e)s

zij zijn gegaan
» meer vervoegingen van gaan

dépasser, passer, surmonter {ww.}
overgaan
oversteken
te boven gaan

ils/elles ont passé; sont passé(e)s

zij zijn overgegaan
» meer vervoegingen van overgaan

dépasser, passer {ww.}
overgaan
overlopen
oversteken

ils/elles ont passé; sont passé(e)s

zij zijn overgegaan
» meer vervoegingen van overgaan

monter {ww.}
beklimmen 

ils/elles sont monté(e)s

zij hebben beklommen
» meer vervoegingen van beklimmen


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Ils sont apparentés.

Ze zijn aan elkaar verwant.

J'ignore où ils sont.

Ik weet niet waar ze zijn.

Ils sont avec moi.

Ze horen bij mij.

Ils sont restés amis.

Ze bleven vrienden.

Ils sont chanteurs.

Zij zijn zangeressen.

Savez-vous qui ils sont ?

Weet jij wie zij zijn?

Ils sont fiers de leur fille.

Ze zijn fier over hun dochter.

Ils sont partis pour New York.

Ze gaan vertrekken naar New York.

Ils sont allés à Chicago en voiture.

Ze zijn met de auto naar Chicago gegaan.

Ils sont aussi forts que nous.

Ze zijn even sterk als wij.

Ils sont en train d'aller où ?

Waar gaan ze nu naar toe?

Si je me rappelle bien, ils sont cousins.

Ze zijn neven, als ik het me goed herinner.

Ils sont fascinés par le sang et la violence.

Ze zijn gefascineerd door bloed en geweld.

Les tickets ne sont valables que deux jours, en comptant le jour où ils sont achetés.

Tickets zijn geldig voor twee dagen, inclusief de dag waarop ze zijn aangekocht.

Ils sont trop occupés à se battre entre eux pour s'occuper d'idéaux communs.

Ze zijn er te druk mee elkaar te bevechten om zich om gemeenschappelijke idealen te bekommeren.