Vertaling van looked
I looked
you looked
he/she/it looked
ik keek
jij keek
hij/zij/het keek
» meer vervoegingen van kijken
vóórkomen
voorkomen
toeschijnen
schijnen
overkomen
I looked
you looked
he/she/it looked
ik leek
jij leek
hij/zij/het leek
» meer vervoegingen van lijken
het uiterlijk hebben van
er uitzien als
I looked
ogen
I looked
you looked
he/she/it looked
ik stond
jij stond
hij/zij/het stond
» meer vervoegingen van staan
I looked
you looked
he/she/it looked
ik antichambreerde
jij antichambreerde
hij/zij/het antichambreerde
» meer vervoegingen van antichambreren
loeken
blikken
I looked
you looked
he/she/it looked
ik keek
jij keek
hij/zij/het keek
» meer vervoegingen van kijken
I looked
you looked
he/she/it looked
ik vlaste
jij vlaste
hij/zij/het vlaste
» meer vervoegingen van vlassen
verwachten
I looked
you looked
he/she/it looked
ik wachtte
jij wachtte
hij/zij/het wachtte
» meer vervoegingen van wachten
I looked
you looked
he/she/it looked
ik spiegelde af
jij spiegelde af
hij/zij/het spiegelde af
» meer vervoegingen van afspiegelen
I looked
you looked
he/she/it looked
ik zorgde
jij zorgde
hij/zij/het zorgde
» meer vervoegingen van zorgen
zien
kijken
tonen
ogen
I looked
you looked
he/she/it looked
ik zag eruit
jij zag eruit
hij/zij/het zag eruit
» meer vervoegingen van eruitzien
I looked
you looked
he/she/it looked
ik wachtte in
jij wachtte in
hij/zij/het wachtte in
» meer vervoegingen van inwachten
verbeiden
I looked
you looked
he/she/it looked
ik wachtte op
jij wachtte op
hij/zij/het wachtte op
» meer vervoegingen van opwachten
Voorbeelden in zinsverband
Judy looked at me.
Judy bekeek mij.
He looked away.
Hij keek weg.
She looked lonely.
Ze zag er eenzaam uit.
He looked for the key.
Hij zocht naar de sleutel.
His hat looked very funny.
Zijn hoed zag er heel grappig uit.
The man looked at me.
De man keek me aan.
The old man looked wise.
De oude man zag er wijs uit.
They looked at each other.
Zij keken naar elkaar.
He looked around the room.
Hij keek de kamer rond.
I looked at the picture.
Ik keek naar de afbeelding.
She looked up at him.
Ze keek naar hem op.
He looked like a doctor.
Hij zag er uit als een dokter.
I looked, but I didn't see anything.
Ik heb gekeken, maar niets gezien.
He looked at historically famous locations.
Hij keek naar historisch beroemde locaties.
All of us looked through the window.
We keken allemaal uit het raam.