Vertaling van dek
dekblad {zn.}
verdek
dek {zn.}
hulsel
bedekking
dek {zn.}
dek {zn.}
dek {zn.}
dekken {ww.}
ik bevrucht
jij bevrucht
hij/zij/het bevrucht
ik bevrucht
jij bevrucht
hij/zij/het bevrucht
» meer vervoegingen van bevruchten
dekken
bedekken
toedekken {ww.}
ik bedek
jij bedekt
hij/zij/het bedekt
ik beleg
jij belegt
hij/zij/het belegt
» meer vervoegingen van beleggen
dekken {ww.}
ik bevrucht
jij bevrucht
hij/zij/het bevrucht
ik bevrucht
jij bevrucht
hij/zij/het bevrucht
» meer vervoegingen van bevruchten
beddedeken
beddendeken
dek {zn.}
ik dek
jij dekt
hij/zij/het dekt
ik dek
jij dekt
hij/zij/het dekt
» meer vervoegingen van dekken
ik dek
jij dekt
hij/zij/het dekt
ik dek
jij dekt
hij/zij/het dekt
» meer vervoegingen van dekken
dekken {ww.}
ik dek
jij dekt
hij/zij/het dekt
ik overlap
jij overlapt
hij/zij/het overlapt
» meer vervoegingen van overlappen
ik dek
jij dekt
hij/zij/het dekt
ik dek
jij dekt
hij/zij/het dekt
» meer vervoegingen van dekken
bespringen {ww.}
ik bespring
jij bespringt
hij/zij/het bespringt
ik dek
jij dekt
hij/zij/het dekt
» meer vervoegingen van dekken
ik dek
jij dekt
hij/zij/het dekt
ik dek
jij dekt
hij/zij/het dekt
» meer vervoegingen van dekken