Vertaling van stelt

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
stelt {zn.}
stelt {zn.}
Je stelt me teleur.
Je stelt me teleur.
Wanneer je een vraag stelt, verwacht je een antwoord.
Wanneer je een vraag stelt, verwacht je een antwoord.
stelt {zn.}
stelt {zn.}
stelt [m] (de ~) {zn.}
stelt [m] (de ~) {zn.}
doen, stellen, stoppen, zetten, plaatsen, leggen, steken {ww.}
doen
stellen
stoppen
zetten
plaatsen
leggen
steken {ww.}

ik doe
jij doet
hij/zij/het doet

ik doe
jij doet
hij/zij/het doet
» meer vervoegingen van doen

Ik kan dingen in een doos steken.
Ik kan dingen in een doos steken.
Ge moet stoppen met roken.
Ge moet stoppen met roken.
stellen, opstellen, opmaken, stileren, redigeren {ww.}
stellen
opstellen
opmaken
stileren
redigeren {ww.}

ik maak op
jij maakt op
hij/zij/het maakt op

ik stel
jij stelt
hij/zij/het stelt
» meer vervoegingen van stellen

Ik moet mijn haar opmaken.
Ik moet mijn haar opmaken.
Vanavond hebben we plezier gehad met het samen opstellen van onze stamboom.
Vanavond hebben we plezier gehad met het samen opstellen van onze stamboom.
stellen, goed zetten, rechtzetten, gelijkzetten {ww.}
stellen
goed zetten
rechtzetten
gelijkzetten {ww.}

ik zet gelijk
jij zet gelijk
hij/zij/het zet gelijk

ik stel
jij stelt
hij/zij/het stelt
» meer vervoegingen van stellen

Mag ik een vraag stellen?
Mag ik een vraag stellen?
Ik wil graag een vraag stellen.
Ik wil graag een vraag stellen.
aannemen, menen, stellen, vermoeden, veronderstellen {ww.}
aannemen
menen
stellen
vermoeden
veronderstellen {ww.}

ik neem aan
jij neemt aan
hij/zij/het neemt aan

ik neem aan
jij neemt aan
hij/zij/het neemt aan
» meer vervoegingen van aannemen

been [o] (het ~), stelt, poot [m] (de ~), onderdanen, onderdaan {zn.}
been [o] (het ~)
stelt
poot [m] (de ~)
onderdanen
onderdaan {zn.}
De soldaat was gewond aan het been.
De soldaat was gewond aan het been.
Zijn gewonde been begon opnieuw te bloeden.
Zijn gewonde been begon opnieuw te bloeden.
stellen, poneren {ww.}
stellen
poneren {ww.}

ik poneer
jij poneert
hij/zij/het poneert

ik stel
jij stelt
hij/zij/het stelt
» meer vervoegingen van stellen

Mag ik een paar vragen stellen?
Mag ik een paar vragen stellen?
Ik moet je een domme vraag stellen.
Ik moet je een domme vraag stellen.
opstellen, opmaken, samenstellen, stellen {ww.}
opstellen
opmaken
samenstellen
stellen {ww.}

ik maak op
jij maakt op
hij/zij/het maakt op

ik stel op
jij stelt op
hij/zij/het stelt op
» meer vervoegingen van opstellen

veronderstellen, assumeren, onderstellen, postuleren, presumeren, supponeren, aannemen, stellen {ww.}
veronderstellen
assumeren
onderstellen
postuleren
presumeren
supponeren
aannemen
stellen {ww.}

ik neem aan
jij neemt aan
hij/zij/het neemt aan

ik veronderstel
jij veronderstelt
hij/zij/het veronderstelt
» meer vervoegingen van veronderstellen

vaststellen, bepalen, stellen {ww.}
vaststellen
bepalen
stellen {ww.}

ik bepaal
jij bepaalt
hij/zij/het bepaalt

ik stel vast
jij stelt vast
hij/zij/het stelt vast
» meer vervoegingen van vaststellen

instellen, stellen, afstellen {ww.}
instellen
stellen
afstellen {ww.}

ik stel af
jij stelt af
hij/zij/het stelt af

ik stel in
jij stelt in
hij/zij/het stelt in
» meer vervoegingen van instellen

schikken, verzoenen, berusten, neerleggen, stellen, resigneren {ww.}
schikken
verzoenen
berusten
neerleggen
stellen
resigneren {ww.}

ik berust
jij berust
hij/zij/het berust

ik schik
jij schikt
hij/zij/het schikt
» meer vervoegingen van schikken

stellen, plaatsen {ww.}
stellen
plaatsen {ww.}

ik plaats
jij plaatst
hij/zij/het plaatst

ik stel
jij stelt
hij/zij/het stelt
» meer vervoegingen van stellen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Je stelt me teleur.

Je stelt me teleur.

Wanneer je een vraag stelt, verwacht je een antwoord.

Wanneer je een vraag stelt, verwacht je een antwoord.