Betekenis van:
lopen
lopen
Werkwoord
- in een richting gaan
"de rillingen lopen over mijn rug"
"op een [rots/zandbank] lopen"
Hyperoniemen
lopen
Werkwoord
- ''(Noord-Nederlands)'' stappen, gaan
"Lopen naar het stadhuis is sneller dan met de auto."
lopen
Werkwoord
- ''(Zuid-Nederlands)'' rennen
"Je zal moeten lopen als je de trein nog wil halen."
lopen
Werkwoord
- ''(Noord-Nederlands)'' stappen, gaan
"Hij heeft gisteren een heel stuk gelopen."
lopen
Werkwoord
- ''(Zuid-Nederlands)'' rennen
"Hij heeft gisteren tien kilometer gelopen."
lopen
Werkwoord
- voortgang maken
"De zaken lopen erg goed."
lopen
Werkwoord
- vloeien of stromen
"Het water loopt in mijn kleren."
lopen
Werkwoord
- ''~ te'': duratief hulpwerkwoord, iets doen terwijl men loopt
"Ach, loop niet zo te zeuren, man!"
lopen
Werkwoord
- zich met de benen voortbewegen
"een eindje lopen"
"lopen als een kievit"