Vertaling van eindig
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
eindig {bn.}
eindig {bn.}
eindig {bn.}
eindig {bn.}
begrensd, beperkt, eindig {bn.}
begrensd
beperkt
eindig {bn.}
beperkt
eindig {bn.}
ophouden, uitgaan, verlopen, uitraken, uitlopen, eindigen, aflopen {ww.}
ophouden
uitgaan
verlopen
uitraken
uitlopen
eindigen
aflopen {ww.}
uitgaan
verlopen
uitraken
uitlopen
eindigen
aflopen {ww.}
ik loop af
jij loopt af
hij/zij/het loopt af
ik houd op
jij houdt op
hij/zij/het houdt op
» meer vervoegingen van ophouden
Het regende zonder ophouden.
Het regende zonder ophouden.
Laat ons ophouden.
Laat ons ophouden.
beperkt, begrensd, eindig {bn.}
beperkt
begrensd
eindig {bn.}
begrensd
eindig {bn.}
stoppen, besluiten, beëindigen, eindigen, afsluiten, termineren {ww.}
stoppen
besluiten
beëindigen
eindigen
afsluiten
termineren {ww.}
besluiten
beëindigen
eindigen
afsluiten
termineren {ww.}
ik sluit af
jij sluit af
hij/zij/het sluit af
ik stop
jij stopt
hij/zij/het stopt
» meer vervoegingen van stoppen
Ge moet stoppen met roken.
Ge moet stoppen met roken.
Ge moet stoppen met roken.
Ge moet stoppen met roken.
eindigen, finishen {ww.}
eindigen
finishen {ww.}
finishen {ww.}
ik eindig
jij eindigt
hij/zij/het eindigt
ik eindig
jij eindigt
hij/zij/het eindigt
» meer vervoegingen van eindigen
uitlopen, eindigen {ww.}
uitlopen
eindigen {ww.}
eindigen {ww.}
ik eindig
jij eindigt
hij/zij/het eindigt
ik loop uit
jij loopt uit
hij/zij/het loopt uit
» meer vervoegingen van uitlopen
eindigen {ww.}
eindigen {ww.}
ik eindig
jij eindigt
hij/zij/het eindigt
ik eindig
jij eindigt
hij/zij/het eindigt
» meer vervoegingen van eindigen