Vertaling van have

Inhoud:

Engels
Nederlands
to have, to receive, to get, to catch {ww.}
genieten 
krijgen
ontvangen 
toucheren

I have
you have
we have

ik geniet
jij geniet
wij genieten
» meer vervoegingen van genieten

to have, to have got {ww.}
hebben 
erop nahouden

I have
you have
we have

ik heb
jij hebt
wij hebben
» meer vervoegingen van hebben

They would have got a better exchange rate if they had gone to a bank.
Ze zouden een betere wisselkoers hebben gekregen als ze naar een bank zouden zijn gegaan.
Farmhouses have barns.
Boerderijen hebben schuren.
to have {ww.}
overhouden
overhebben

I have
you have
we have

ik houd over
jij houdt over
wij houden over
» meer vervoegingen van overhouden

to have, to receive {ww.}
ontvangen

I have
you have
we have

ik ontvang
jij ontvangt
wij ontvangen
» meer vervoegingen van ontvangen

to have {ww.}
hebben
lijden

I have
you have
we have

ik heb
jij hebt
wij hebben
» meer vervoegingen van hebben

to have, to receive {ww.}
aankrijgen
binnenkrijgen

I have
you have
we have

ik krijg aan
jij krijgt aan
wij krijgen aan
» meer vervoegingen van aankrijgen

to have, to own, to possess {ww.}
bezitten
tellen
kennen

I have
you have
we have

ik bezit
jij bezit
wij bezitten
» meer vervoegingen van bezitten

to hang onto, to hold, to retain, to keep, to maintain, to have {ww.}
houden
bijhouden
vasthouden

I have
you have
we have

ik houd
jij houdt
wij houden
» meer vervoegingen van houden

to have, to receive {ww.}
beërven
bekomen
verkrijgen
krijgen

I have
you have
we have

ik beërf
jij beërft
wij beërven
» meer vervoegingen van beërven

to have, to have got, to hold {ww.}
hebben
voeren

I have
you have
we have

ik heb
jij hebt
wij hebben
» meer vervoegingen van hebben

We have thirteen clubs.
We hebben dertien knuppels.
We have enough time.
Wij hebben genoeg tijd.
to have, to own, to possess {ww.}
hebben

I have
you have
we have

ik heb
jij hebt
wij hebben
» meer vervoegingen van hebben

She will have her own way.
Ze zal haar eigen manier hebben.
Birds have wings.
Vogels hebben vleugels.
have, rich person, wealthy person {zn.}
miljonair [m] (de ~)
have, rich person, wealthy person {zn.}
rijke [m] (de ~)
to get, to have, to let {ww.}
krijgen

I have
you have
we have

ik krijg
jij krijgt
wij krijgen
» meer vervoegingen van krijgen

to consume, to have, to ingest, to take, to take in {ww.}
pakken

I have
you have
we have

ik pak
jij pakt
wij pakken
» meer vervoegingen van pakken

to bear, to birth, to deliver, to give birth, to have {ww.}
bevallen
baren

I have
you have
we have

ik beval
jij bevalt
wij bevallen
» meer vervoegingen van bevallen

Last week she gave birth to a beautiful daughter.
Afgelopen week is ze bevallen van een mooie dochter.
to give, to have, to hold, to make, to throw {ww.}
houden
voeren

I have
you have
we have

ik houd
jij houdt
wij houden
» meer vervoegingen van houden

That box is too small to hold all these things.
Die doos is te klein om al deze dingen te houden.
Let's see who can hold out the longest.
Laten we eens zien wie het het langst uit kan houden.
to accept, to have, to take {ww.}
aannemen
aanvaarden
accepteren

I have
you have
we have

ik neem aan
jij neemt aan
wij nemen aan
» meer vervoegingen van aannemen

to consume, to have, to ingest, to take, to take in {ww.}
nemen
gebruiken
consumeren
ontfermen
nuttigen

I have
you have
we have

ik neem
jij neemt
wij nemen
» meer vervoegingen van nemen

I have to take medicine.
Ik moet medicijnen gebruiken.
Or do you have to take the bus?
Of moet je de bus nemen?
to consume, to have, to ingest, to take, to take in {ww.}
bedienen

I have
you have
we have

ik bedien
jij bedient
wij bedienen
» meer vervoegingen van bedienen

to bear, to birth, to deliver, to give birth, to have {ww.}
afgeven

I have
you have
we have

ik geef af
jij geeft af
wij geven af
» meer vervoegingen van afgeven

to bear, to birth, to deliver, to give birth, to have {ww.}
thuisbezorgen

I have
you have
we have

ik bezorg thuis
jij bezorgt thuis
wij bezorgen thuis
» meer vervoegingen van thuisbezorgen



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Have fun.

Veel plezier!

I don't have time.

Ik heb geen tijd.

Have you finished?

Ben je klaar?

Have you eaten lunch?

Heb je lunch gehad?

I have a headache.

Ik heb hoofdpijn.

Do you have paper?

Hebt ge papier?

Farmhouses have barns.

Boerderijen hebben schuren.

I have a question.

Ik heb een vraag.

I have to hurry!

Ik heb haast!

Have a nice time.

Veel plezier!

Have you lost weight?

Ben je vermagerd?

I have no time.

Ik heb geen tijd.

I have brothers.

Ik heb broers.

I have life insurance.

Ik heb een levensverzekering.

I have some gifts.

Ik heb enkele geschenken.