Betekenis van:
nemen

nemen
Werkwoord
  • zich erin schikken het genoemde te ondergaan
"iemand nemen zoals hij is"
"iets niet (langer) nemen"

Synoniemen

Hyperoniemen

nemen
Werkwoord
  • (voedsel, drank) tot zich nemen
"patat met kip en appelmoes nemen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

nemen
Werkwoord
  • gebruiken voor een doel; gebruiken; gebruiken; benutten; gebruik maken van; hanteren
"de benen nemen"
"een bus/taxi/trein/fiets/... nemen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

nemen
Werkwoord
  • (van mannen) geslachtsgemeenschap hebben met, seksueel gebruiken
"een vrouw nemen"

Synoniemen

Hyperoniemen

nemen
Werkwoord
  • iets vastpakken met de handen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Welke krant nemen jullie?
  2. Geen foto's nemen alsjeblieft.
  3. Ik zal deze paraplu nemen.
  4. Ze nemen geen belangrijke beslissingen.
  5. Gedane zaken nemen geen keer.
  6. Jullie moeten bus 5 nemen.
  7. Welke trein gaat ge nemen?
  8. Laten we er één nemen.
  9. Zal ik de bus nemen?
  10. Laat ons een duikje nemen.
  11. Laten we de bus nemen.
  12. Ik ga een bad nemen.
  13. Laten we een korte pauze nemen.
  14. Ze weigerde het geld te nemen.
  15. Je hoeft geen lunch mee te nemen.